Welkom! Hoe kunnen we je helpen?

Trajectnummers op transportorders

Trajectnummers kunnen worden toegevoegd aan trajecten voor transportorders. Een traject bestaat uit een specifiek laadadres en losadres waartussen meerdere malen met hetzelfde voertuig wordt gependeld. Hetzelfde traject wordt dus meermaals uitgevoerd binnen één transportopdracht.

De transportorder bestaat bijvoorbeeld uit 3 vrachten laden bij Rigter BV en lossen bij Ontvanger A:

Ordernummer 1
Trajectnummer 1
Collectie: Rigter BV
Levering: Ontvanger A

Ordernummer 1
Trajectnummer 2
Collectie: Rigter BV
Levering: Ontvanger A

Ordernummer 1
Trajectnummer 3
Collectie: Rigter BV
Levering: Ontvanger A

Het attribuut “Trajectnummer” kan worden toegevoegd door de volgende stappen uit te voeren:

Beheer > Geavanceerd > Schermbeheer > Attribuutgroepen

STAP 1:
Klik onder “Attribuutgroepen” op de knop “Aanmaken”.

STAP 2:
Voer de informatie over de aan te maken attribuutgroep in:

Code

De naam die de attribuutgroep dient te krijgen. Voor het aanmaken van een trajectnummer toegevoegd dient te worden, kan dit “trajectnummer” zijn.

Beschrijving

OPTIONEEL: Een extra beschrijving van de attribuutgroep die aangemaakt dient te worden.

Debiteuren

OPTIONEEL: Specifieke debiteuren waar het attribuut voor toegevoegd dient te worden. Wanneer er geen debiteur wordt toegewezen, wordt het attribuut toegevoegd voor alle debiteuren.

Gebruikers

OPTIONEEL: Gebruikers waar de attribuutgroep zichtbaar voor zal zijn. Wanneer er geen gebruikers of gebruikersgroepen worden toegewezen, is de attribuutgroep zichtbaar voor alle gebruikers.

Groepen

OPTIONEEL: Gebruikersgroepen waar de attribuutgroep zichtbaar voor zal zijn. Wanneer er geen gebruikers of gebruikersgroepen worden toegewezen, is de attribuutgroep zichtbaar voor alle gebruikers.

Soort

De bron waarop de attribuutgroep toegevoegd dient te worden. Voor het toevoegen van een trajectnummer dient de soort “transportorderaction” te zijn.

STAP 3:
Klik op “Opslaan” om de attribuutgroep op te slaan en attributen toe te voegen.

STAP 4:
Klik in het blok onder “Attributen” op de knop “Toevoegen”.

STAP 5:
Voer de informatie over het aan te maken attribuut in:

Positie

OPTIONEEL: De locatie in de lijst van het attribuut.

Type

Het type invoerveld van het attribuut. Bij het aanmaken van het attribuut “trajectnummer” dient hier gekozen te worden voor numeriek (integer).

Code

De code die het attribuut dient te krijgen. Bij het aanmaken van het attribuut “Trajectnummer” kan dit “trajectnummer” zijn.

Naam

De naam die het attribuut dient te krijgen. Bij het aanmaken van het attribuut “Trajectnummer” kan dit “Trajectnummer” zijn.

Beschrijving

OPTIONEEL: Een extra beschrijving van het attribuut.

Filter mogelijkheid

Wanneer dit wordt ingeschakeld, is het mogelijk om op de ingevulde gegevens bij het attribuut te zoeken of te filteren.

Vereist

Wanneer dit wordt ingeschakeld, is het invullen van het attribuut verplicht.

Keuzes

OPTIONEEL: Welke keuzemogelijkheden er beschikbaar zijn bij het gebruik van het attribuut.

STAP 6:
Klik op “Opslaan” om het attribuut toe te voegen.

 

Na het aanmaken van het attribuut voor het trajectnummer moet het automatisch optellen van het attribuut worden ingesteld. Dit kan worden gedaan in het menu sjablonen.

Beheer > Geavanceerd > Schermbeheer > Sjablonen

Voer de volgende stappen uit om automatisch de volgnummering van de trajecten in te stellen:

STAP 1:
Klik onder “Model Sjablonen” op de knop “Aanmaken”.

STAP 2:
Voer de informatie over de aan te maken model sjabloon in:

Code

De code die het model sjabloon dient te krijgen. Dit kan voor het aanmaken van een trajectnummer de code “trajectnummer” worden.

Prioriteit

De prioriteit waarop de actie uitgevoerd dient te worden.

Gebruikers

OPTIONEEL: Gebruikers waar het model sjabloon zichtbaar voor zal zijn. Wanneer er geen gebruikers of gebruikersgroepen worden toegewezen, is het model sjabloon zichtbaar voor alle gebruikers.

Soort

De bron waarop de attribuutgroep toegevoegd dient te worden. Voor het toevoegen van een trajectnummer dient de soort “transportorderaction” te zijn.

Groepen

OPTIONEEL: Gebruikersgroepen waar het model sjabloon zichtbaar voor zal zijn. Wanneer er geen gebruikers of gebruikersgroepen worden toegewezen, is het model sjabloon zichtbaar voor alle gebruikers.

Filters

OPTIONEEL: Filters wanneer het model sjabloon niet voor alle objecten uitgevoerd dient te worden. Voor het aanmaken van een trajectnummer is dit niet van toepassing.

STAP 3:
Klik op “Opslaan” om het model sjabloon aan te maken.

STAP 4:
Klik onder “Field Tasks” op de knop “Toevoegen” of klik op de “+” knop om een veldtaak te definiëren.

STAP 5:
Voer de informatie over de aan te maken veld taak in:

Regelnummer

Het regelnummer waarop het model sjabloon uitgevoerd dient te worden.

Veldnaam

De veldnaam waarop de taak uitgevoerd dient te worden. Bij het aanmaken van de teller voor het trajectnummer moet hier de code van het attribuut worden ingevoerd. In dit geval zal dit “trajectnummer” zijn.

Taak

De taak die uitgevoerd dient te worden op de aangegeven veldnaam. Voor de automatische berekening is dit “Initial calculation value”.

Reeks teller waarde code

De waarde die uitgevoerd dient te worden op de taak. Voor het trajectnummer is dit “~get_last_transport_delivery.attributes.find|code|trajectnummer.value~+1”

STAP 6:
Klik op “Opslaan” om de veldtaak aan te maken.

Babeldat kijkt voor iedere transportlevering of er een attribuut is genaamd “trajectnummer” en telt hier 1 bij op. Bij de afhalingen vult het systeem vervolgens dezelfde waarde.